Banden Wisselen

Wanneer banden wisselen?

Een vraag die ons met regelmaat wordt gesteld is "Wanneer moeten de banden worden verwisseld?". Hiermee wordt veelal de omwisseling van winterbanden naar zomerbanden of zomerbanden naar winterbanden bedoeld. 
Het juiste antwoord op deze vraag is simpel. Pas uw type banden aan aan de weersomstandigheden. Wanneer de weersomstandigheden verslechteren en de temperaturen dalen onder de 7-10 graden Celsius dan is het ons advies om de winterbanden te monteren.

Wisselen van zomerbanden naar winterbanden:

De periode waarin we overgaan van wisselen van zomerbanden naar winterbanden ligt meestal in de herfst. De maanden oktober, november, december zijn de maanden wanneer de meestel winterbanden wissels plaatsvinden. Afhankelijk van het weer.

Het wisselen van een band-velgcombinatie is iets wat met grote zorgvuldigheid dient te gebeuren. Dit geldt zowel voor het wisselen van een lekke band als voor het wisselen van een zomer- of winterset.

Hieronder vindt u enkele tips voor het wisselen, vertrouwd u het niet of heeft u 2 linker handen? Laat het dan, indien mogelijk bij Beterband doen, of laat het aan een ander bekwaam persoon over.

Wisseltips:

• Zorg altijd voor een harde, vlakke ondergrond.

• Zet de auto op de handrem en in de 1e versnelling (een automaat in de P-stand), plaats indien nodig nog iets voor de wielen om wegrollen te voorkomen.

• Draai voor het opkrikken van de auto de wielbouten (of moeren) op de grond alvast een halve slag los.

• Gebruik de krik die bij de auto hoort of een degelijke garagekrik om de auto op te tillen.

• Plaats de krik op de door de fabrikant aangegeven krikpunten.

• Ga nooit onder een auto liggen die alleen op een krik rust!

• Leg voor de zekerheid een aantal stenen of blokken of een band onder de auto om te voorkomen dat de auto kan vallen.

• Controleer of het wiel wat wordt aangebracht strak om de naaf past, als hier speling op zit kan dit trillingen veroorzaken. In sommige gevallen dient er een centreerring gemonteerd te worden om deze ruimte op te vullen.

• Controleer of de aansluiting van de wielbouten goed is (conisch of bolconisch) en of er voldoende raakvlak tussen bout en velg is. Als de bouten nog niet eerder gemonteerd zijn geweest dient u ook de schroefdraad te controleren door de bout of moer er eerst een paar slagen met de hand in te draaien.

• Controleer of de bouten minimaal 5 ½  slag maken voor ze volledig vastzitten (meer slagen mag).

• Draai de wielbouten vast, draai voorzichtig het wiel en luister vervolgens of ze aan de binnenkant niet iets raken (dit kan gebeuren als de bouten te lang zijn).  

• Zet als alle bouten vast zitten het wiel op de grond en trek het na. Het wiel moet natuurlijk goed vast komen te zitten, maar vast is vast. Het is niet nodig om met het volle gewicht op sleutel te springen of iets dergelijks! Gebruik indien mogelijk een momentsleutel (ingesteld op de waarde die de autofabrikant aangeeft) om de bouten na te draaien. Trek de wielbouten altijd kruislings na (dus niet 2 naast elkaar liggende bouten na elkaar aandraaien, altijd een tegenoverliggende).

• Indien er een andere maat band of velg gemonteerd is, dient u altijd te controleren of alles nog vrij draait (ook bij maximale stuuruitslag en volledig inveren).

• Voor de opslag van banden zie het hoofdstuk “Bandenopslag”.